Ik ben met de Deurloupers aan de wandel geweest. De aankondiging van een naderend herfstfront met veel regen en wind hield ons niet thuis. Ons motto is immers GAAN! En daar hebben we bijna nooit spijt van gehad. Vandaag ook weer niet.
foto ©2021 kees kraakman
We vertrokken in Aartswoud en volgden het ‘Groot Frieslandpad’ langs Lambertschaag naar Twisk. Dat stuk hielden we het nog mooi droog. Het schitterende Blôtebienepad gaf het oog rondom zicht op het uitgestrekte landschap waar ik zo van hou. Een landschap met Hollandse definities : onder een platte horizon een simpele verdeling van grote enkelkleurige vlakken tussen een paar strakke donkere lijnen. Een machtige grijze lucht erboven waarin vandaag grote aantallen vogels actief waren. Vluchten met ganzen en eenden maar ook van die ondefinieerbare vlarken donkere fladderaartjes, misschien nog op weg naar het zuiden.
In Twisk bezochten we de oude slager Piet Zee, die ook wel bekend is om zijn kluchtige anekdotes, die hij, totdat corona kwam, in een prachtig slepend Westfries dialect her en der over het voetlicht bracht. Terwijl hij ons een rondleiding gaf door zijn oude slagerij kon hij het ook niet laten en was zijn toelichting een doorregen lap van serieuze bespiegelingen en hilarische verhaaltjes. Hoewel het geheugen van Piet door zijn vrouw af en toe op gang geholpen moest worden hebben we ons even kostelijk met hem vermaakt.
Bij het vervolg van onze wandeling was het gaan regenen. Niet wild, gewoon lekker. We liepen door een prachtig authentiek deel van Opperdoes en daarna evenwijdig aan de tramweg naar Medemblik. Een kort bezoekje aan het omhekte graf van Lord George Murray (1880) bij de Sint-Bonifaciuskerk markeerde het einde de tocht. Toen snel in de auto en terug naar het karakteristieke dorpscafé waar we eerder die dag waren begonnen.
De wintertijd was de nacht ervoor ingegaan. Het was dus al vroeg schemerig in Aartswoud, maar in café De Stompe Toren brandde het licht. Op de deur hing, naast de handgeschreven bepaling dat een QR-code noodzakelijk was om de zaak te betreden, een tweede vel papier dat aangaf dat het feest die middag besloten was. We betraden de zaal toch zachtjes en zochten onopvallend een plekje achterin de zaal. Zo’n 60 mensen zaten op stoelen en keken naar een tableau vivant op het kleine toneel. Het was een van de creatief schrijvende Westfriese schrijversgroepen*). Nu en dan trad er iemand uit het groepje naar voren om in dialect een tekstje op te lezen. Soms werd er een liedje gezongen. Iemand nam met warme gevoelens afscheid en er was voor iedereen bij vertrek een halve rode kool. 60 mensen uit deze uithoek van Westfriesland hadden het op deze grauwe zondagmiddag een paar uurtjes fijn en gezellig door zich vast te klampen aan de nostalgie en aan elkaar. Onze tijd is soms nogal ingewikkeld. Het was mooi om te zien dat het simpele hier ook gewoon wordt levend gehouden.
Het was weer een skitterend daggie.
*) In een skroiversgroep zitte mense die ’t mooi vinde om altemetteres ’n stukkie, ’n roim of ’n liedje in ’t Westfries te skroiven. Dat wordt den voorlezen of zongen op de skroiversmiddag (of -eivend). Alleman kregt den een paar raadgevings om ’t een are keer nag beterder te doen.
TOP-stukkie, Sjaak.
Eindelijk je stukkie gelezen, vooral de beschrijving van het “middegie met een Westfriese skroiversgroep” treft de roos. Het was nostalgie ten top en het brengt me nu ook weer terug naar de geur van een petroleumsteltje met doorgekookte rode kool. Mooi!