Met het droogleggen van grote meren in de 17e eeuw ontstond er een groeiend afwateringsprobleem. Zo zou het na drooglegging van de Heerhugowaard ondoenlijk worden om via de Langereis uitsluitend door spuien het boezemwater kwijt te raken. Om de lozingsmogelijkheden te versterken werd met de bedijkers van de Heerhugowaard bedongen dat er twaalf extra molens werden geplaatst om afmalen op de Schermerboezem mogelijk te maken. Deze twaalf werden tussen 1627 en 1632 gebouwd: zes molens aan de Zeswielen in Oudorp, twee molens achter dat dorp en vier molens bij Rustenburg.
Alle molens waren forse achtkante met riet gedekte binnenkruiers, oorspronkelijk uitgerust met een scheprad maar in de loop der negentiende eeuw allemaal vervijzeld (= omgebouwd tot molen met een vijzel). Zij werden strijkmolens genoemd, omdat zij het water a.h.w. over een geringe hoogte opstreken.
In 2010-’11 is de situatie bij de Rustenburger molens voor het oog hersteld: de sloot tussen de Schermerdijk en de molens is een reconstructie van de oude aanvoersloot van de Raaksmaatboezem waaruit de molens het water in de ringvaart tussen de Schermer en de Heerhugowaard maalden. Deze ringvaart behoort tot Schermerboezem, maar is in het kader van genoemd kanalenplan verbreed en verdiept. De molenbiotoop (d.i. de omgeving van de molens) is aanmerkelijk verbeterd door de kap van veel overtollige opslag, die er van oorsprong niet stond. Al met al is een situatie ontstaan, die de oude van voor 1941 weer aardig benadert.
Bron: westfriesgenootschap