Hoe een dijkbankje een “Joostbankje”, een “bankje van Joost” en tenslotte een “bankje van Zwagerman” wordt, in meerdere delen.
Bij de presentatie van haar boek “Grote groet uit Zwagerland” (een bloemlezing van aan Noord-Holland gewijde proza en poëzie van Zwagerman) liet de biografe van Joost Zwagerman zich ontvallen dat ze het vermoeden had dat “zijn” bankje op de Westfriese Omringdijk was verdwenen. Of iemand in de zaal wist waar het bankje was gebleven. Had ze het gewoon nou maar aan mij gevraagd.….
VKblog April 2010 / Sjaak Bos
Eenigenburg April 2010 – De afgelopen tijd heeft schrijver Joost Zwagerman nogal in het centrum van de belangstelling gestaan als auteur van het jaarlijkse Boekenweekgeschenk. Hij heeft zich daarbij bewust of onbewust ook opgeworpen als ambassadeur van de Westfriese Omringdijk, door herhaaldelijk in de media het bankje te noemen, “zijn” bankje langs de dijk. Het overzicht en de weidsheid dat het landschap hem vanaf het bankje bijna dagelijks bood heeft in zijn hoofd de ruimte gemaakt die inspiratie nodig heeft.
Het pseudoniem Banksy is al vergeven aan een Britse streetart- kunstenaar waarvan we de ware identiteit niet kennen. Het Nederlandse “Bankje” zou zo’n heerlijke koosnaam zijn voor de anoniem te blijven spuiter (slechts bij redactie bekend) die deze week de woorden van Joost en het bankje van Joost met elkaar heeft verenigd.
De Westfriese Omringdijk is een literair gedenkteken rijker.
Laat ons citeren uit de bron :
“…Achter de bedrijventerreinen verrees het Sloveense landschap van met loofbos overdekt gebergte. De snelweg voerde door een langgerekt dal. Heel in de verte piepten twee of drie besneeuwde bergtoppen boven alle andere toppen uit. Verhooff had weinig op met berglandschap. Hij was van jongs af aan iemand die gedijde bij de vlakte. Traag door oneindig laagland gaan, dat was je ware. De romantiek te ontdekken wat zich achter een berg bevond was niet aan hem besteed, alleen al omdat dit meestal weer een andere berg was. Ook in de kunst hoefden ze hem niet wakker te maken voor een berglandschap – behalve de Montagne Sainte-Victoire van Cezanne, maar die had de Sainte-Victoire dan ook gereduceerd tot een verzameling platte vlakken. In de twintigste eeuw was de kunstcriticus Clement Greenberg in New York op Cezannes schouders gaan zitten, en had plechtig verklaard dat ieder modern schilderij in laatste instantie slechts getuigde van de eigen flatness; het schilderij had als ‘taak’ uit te drukken wat het uiteindelijk was: een plat vlak, een vierkant of een rechthoek, schilderen over schilderen, en dat kwam weer voort uit nadenken, en als je dat wilde doen, had je overzicht en weidsheid nodig, en dan stond een berg lelijk in de weg. Het was sterk aan te bevelen snel naar huis te gaan, terug naar het vlakke land, het platte, de Rothko in een mooie klimaatkist…”
(Zwagerman, Joost “Duel” Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek” blz.54, Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 2010)
(Wordt vervolgd op 25 november)
Bron: VKB – April 2010 – Woorden van Joost 2