Even over Jan Pietserszoon Coen. Ik kan niet om hem heen omdat hij in Hoorn pal op het traject van de Westfriese Omringdijk staat. Het oude dijklichaam is in de loop der tijd weliswaar verdwenen onder de stenen van de stad, maar loopt nog als een onzichtbare slang onder het West, de Roode Steen en het Grote Oost door. En midden op de Roode Steen staat hij, in brons gegoten en op een flink voetstuk: het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. (Ce n’est pas Coen !) Ik heb nooit wat met de man of zijn beeld gehad, maar nu is hij onderwerp van een wereldwijde iconoclastische beweging en dat vind ik rete-interessant.
Je kunt de uiterlijkheden van een beeld beschrijven en het daar over eens zijn, maar de betekenis van een beeld is nóóit eenduidig. Die dooft en licht op als de kleuren van een kameleon, afhankelijk van de tijd waarin je leeft en de kleur van de bril waarmee je de wereld in kijkt. Als een nieuwe kijk op het leven van Coen breed genoeg gedragen wordt, en daar ziet het naar uit, zou dat voor het beeld van Coen nog wel eens fataal kunnen worden.
Half juni legde een nationaal bekende politieke figuur demonstratief een bloemetje voor het beeld, een week later piste er met evenveel gevoel voor theater een terrasbezoeker zijn warme water tegenaan. (de “Coenplasser”) Het bleek allemaal voorspel. Een paar dagen later probeerde een groep van zo’n honderd jongeren het standbeeld zelfs te bestormen. Ze gooiden met vuurwerk, stenen en terrasmeubilair richting de politie. Een agent en zijn paard raakten daarbij gewond. En al die tijd, eigenlijk al sinds 1893, stond daar onbeweeglijk op zijn sokkel van 2,5 meter, dat naar pedante menselijke vormen gemodelleerd stuk brons van de hand van beeldend kunstenaar Ferdinand Leenhoff. Dat kon alleen nog meer kwaad bloed zetten, dacht ik. Ik verwachtte uit Hoorn snel nieuwe, maar bekende iconische beelden door te krijgen: touwen, een opgewonden menigte en een ongelukkig en tergend langzaam neergaan van een holle stijve vorm die met een onverwacht metalen klang! de grond ging treffen. Mensen die juichend uiteen stuiven en Gerri Eyckhof in een kekke jas die dit live voor ons staat te duiden.
Echter, daar waar het polderen is uitgevonden lijkt de burgemeester van Hoorn Jan Nieuwenburg de zaak voorlopig handig te hebben gesmoord. Hij heeft na de zomer ‘een breed stadsgesprek’ in het vooruitzicht gesteld.
”Niet alleen over Coen, maar ook over hoe wij samenleven, naar elkaar kijken en met elkaar omgaan. In Hoorn is iedereen gelijk en telt iedereen mee. Wij willen een open en breed stadsgesprek organiseren, waarin álle geluiden op tafel komen. En dus ook zonder vooraf besliste uitkomst. We zoeken nog naar de juiste vorm en komen hier na de zomer op terug.’’
Ik hoop maar dat het hem lukt om de extremen uit de gordijnen te houden. Ik kan er persoonlijk in elk geval vrede mee hebben als Coen verhuist naar de binnentuin van het Westfries Museum, als er maar wel iets leuks op de Roode Steen terugkomt. Zoveel monumentaals staat er immers niet langs de Westfriese Omringdijk. We hebben van Jan van Velzen een Dijkwerker in Onderdijk, en bij Schardam heeft het Westfries Genootschap drie Noordse keien op elkaar gezet, maar wat hebben we verder ?
Ik denk dat we de zomer ook maar eens moeten gebruiken om na te denken over een alternatief voor Coen.
In het NHD staat deze reactie van Ad Geerdink. Een mooie Deurlopers toevoeging?
Directeur Ad Geerdink van het Westfries Museum – waar het beeld voor de deur staat – wil kunstenaars uitdagen een toevoeging bij het bestaande standbeeld te ontwerpen. „Ik denk aan een eigentijds monument dat vertelt hoe we nu naar dat verleden kijken en dat laat zien dat we vandaag de dag worstelen met een deel van onze geschiedenis.”
Geerdink stipt aan dat het weghalen van het beeld geen uitweg is: „Op korte termijn zou dat misschien een handreiking zijn, maar daarmee is het probleem van racisme dat nu wordt aangekaart nog niet de wereld uit. En vergeet ook niet dat er op dit moment nog een grote groep mensen is voor wie het weghalen van het standbeeld toch echt nog een brug te ver is.”
De Coenpisser had gelijk!
Coen ingraven zodat alleen z’n hoofd boven de grond uitsteekt, een krul eromheen en als pisbak gebruiken.
Hergebruik is zo van deze tijd!