Graag kom ik in dit blog terug op het langzaam verkruimelende “bankje van Joost” en de lans die ik wilde breken voor de schoonheid van vergankelijkheid. (zie eerder blog )
De vergankelijkheid is in bepaalde culturen een belangrijk thema, omdat dood en verval belangrijke kenmerken zijn van ons bestaan. Ze zijn de afronding van een natuurlijke cyclus die begint met geboorte en groei. Het Boeddhisme onderstreept de vergankelijkheid van het eigen bestaan en van alle dingen, als eye-opener die tot bevrijding moet leiden. Wabi-sabi is een uit het Japan afkomstige levensfilosofie die je in aanraking brengt met de schoonheid van de imperfectie van het vergankelijke en het onvolmaakte. Het viert scheuren en spleten, rimpels en groeven en alle andere merken die tijd, het weer en het leven achterlaten. Sabi staat voor het vlieden van de tijd. Wabi-sabi wil de mens er aan herinneren dat we allemaal maar tijdelijke wezens zijn.
De voorbijgaande aard der dingen is ook in de moderne westerse kunst een terugkerend onderwerp. Soms betreft het de houdbaarheid van kunstwerken zelf, als kunstenaars materialen gebruiken die bederven, vervagen of langzaam in het niets verdwijnen. Terwijl het Idee, de geestelijke inhoud, nog generaties lang kan worden doorgegeven, is het omhulsel, de drager, maar tijdelijk. Of de kijker getuige mag zijn van de fysieke aftakeling van dit soort kunst hangt er maar vanaf wat de kunstenaar ermee wil zeggen. Ik las ergens dat “De Pindakaasvloer” (1962) van Wim T. Schippers na expositie van een paar maanden ongemerkt in de groene bak gaat, omdat het daarvan niet de bedoeling is dat we het rottend en schimmelend zien vergaan. Anders dan in de vloer met 10.000 rode rozen van Anya Gallacio, waar het afbraakproces juist wel een rol speelde, wat ook is vastgelegd in foto’s. Zo zijn er veel kunstenaars die het verval juist tot onderwerp hebben.
Op maandag 25 augustus meldde zich in de Volkskrant, op de pagina Opinie en Debat, ene Dirk Beemster. Hij had onderzoek gedaan naar bouwvallen (“landschapsruïnes”) in de regio Westfriesland. Omdat de unieke piramidevormige boerderijen behoren tot het westfries- en agrarisch cultureel erfgoed, wordt in veel gemeenten geen sloopvergunning verleend, tenzij er een ander stolpvormig gebouw voor wordt terugplaatst. Beemster zegt in zijn ingezonden stuk deel uit te maken van de Vereniging ‚De Westfriese Bouwval’. Deze pleit voor een beschermde status van de percelen, onder het motto: „Plus belle que la beauté est la ruïne de la beauté” (mooier nog dan schoonheid is het verval van schoonheid).”Het tonen van ingestorte of bijna ingestorte gebouwen kan onze manier van kijken naar de ‘grote’ vergankelijkheid veranderen. Wie inlevend waarneemt en zonder vooroordelen kijkt, ziet de schoonheid van de vervallen panden. Zo wordt het taboe op vergankelijkheid verbroken.Bouwvallen herinneren aan het verval. Sommigen willen ze zo snel mogelijk opgeruimd zien. Ze kijken met ogen, die blind zijn voor ‘ouderdom, ziekte en dood’, van alles wat bestaat, de impermanentie van ons eigen leven.”
Tijdens wandelingen fotografeerde Dirk Beemster in 2013 en 2014 meer dan 140 bouwvallen in de regio Westfriesland en publiceerde ze op Facebook. De Westfriese Omringdijk vormt de nauwkeurige begrenzing van zijn werkgebied. Toen ik hem, geïnteresseerd geraakt in zijn werk, dacht te tippen over een bouwval aan de Schermerdijk achter Oudorp, wees hij mij er op dat die niet in Westfriesland stond. Een grensgeschil waarin ik hem gelijk moet geven.
Daarom heb ik zelf de camera ter hand genomen. En zie daar, t.b.v. de appendix “…en directe omstreken”:
foto: Sjaak Bos 2014 / Schermerdijk 1 , Oudorp