Een palenrij in de Westerdijk bij Medemblik getuigt nog van een verloren gegane techniek die dijken moest verstevigen als er te weinig "voorland" was waarop storm en hoog water hun kracht verloren. De dijk werd bekleed met een wierpakket (wierriem). Wier is zeker vijf eeuwen lang een belangrijk bouwmateriaal bij de aanleg van dijken geweest. Het werkte goed als schokdemper tegen de golven, het was ondoordringbaar voor water en was veel lichter dan klei. De wierriem werd door een zgn."krebbing", een aan elkaar gesjorde rij stevige palen, op zijn plaats gehouden. Deze steekpalen van 3 á 4 Drechterlandse voet (DV= 0,327 m) waren door een gording (dwarshout) aan elkaar verbonden.
Er kwam een eind aan deze dijkversterkingstechniek toen bleek dat het palenwerk werd aangevreten door de "paalworm". De beestjes vraten hele gangenstelsels in het hout. Aan de buitenkant zag je, als je goed keek, alleen een heel klein gaatje (zoals van een houtworm). In 1731 werd het een ramp, toen hele rijen palen aan de kust tijdens een storm afbraken. Men heeft vervolgens vanalles geprobeerd om de palen te beschermen: met glas, zeildoek, koeiehaar, teer, kalk, ze beslaan met ijzeren platen en grote platte spijkers…..niets hielp, geen paal hield het langer dan twee jaar uit.
Bron: hhnk en "de Westfriese Omringdijk"