Het kwelder- en wadgebied dat gelegen was noordwestelijk vóór de Omringdijk, zorgde ooit voor een aanhoudende waterdruk. Bij storm werd het gebied overspoeld en zorgde het opgestuwde water voor gevaarlijke situaties aan de dijk.
Reeds in 1392 had een grafelijke commissie verklaard, dat het landsbelang vorderde, dat de Zijpe (her-)bedijkt moest worden.
In 1549 nam de beroemde schilder Jan van Scorel het initiatief tot de eerste bedijking van de Zijpe. Na ernstige problemen en overstromingen zag de landsheer, Philips II, zich genoodzaakt in het voorjaar van 1556 de bedijking zelf ter hand te nemen. Met zeven watermolens werd de polder drooggemalen.
Maar deze grote polder drooghouden bleek geen sinicure. De Allerheiligenvloed van 1570 veroorzaakte grote schade aan de dijken. Een derde bedijking volgde in 1572 maar deze werd niet voltooid. Nadat op een vergadering van afgevaardigden van de Noordhollandse steden in 1594 was vastgesteld dat bedijking van de Zijpe (wederom) in 's lands belang was, werd door de Staten van Holland en West-Friesland octrooi tot bedijking verleend. Uiteindelijk in 1597 was de bedijking voltooid en werd de Zijpe de eerste succesvolle inpoldering van enige omvang in Holland. Mede door de "dorheijt van 't seesant" verliep de ontginning echter nog moeizaam. Rond 1625 telde de polder slechts 1283 inwoners.
Bron: zijpermuseum